New York Cares is
een populaire vrijwilligersorganisatie. Ze bedienen 1.200 non-profits,
53.000 mensen helpen per jaar zo’n 40.000 anderen. En het
groeit als kool. Om je aan te melden als vrijwilliger moet je een oriëntatiesessie
bijwonen van een uur. Elke dag wordt zo’n sessie gehouden, voor maximaal 400
mensen. Deze sessies zitten weken vantevoren volgeboekt. Vrijwilligerswerk in
New York is één grote hit.
Er zijn twee
belangrijke pijlers voor dit succes. De eerste is dat ze vrijwilligerswerk in
alle soorten en maten bieden, zodat de vrijwilliger kan bijdragen op de manier
die hem of haar het beste uitkomt. Je bent verder niet gebonden aan een project
als je je daarvoor opgeeft. Flexibiliteit dus en maatwerk voor degene die de
toegevoegde waarde levert. Het systeem zit echt goed in elkaar.
Ten tweede zijn
er in New York heel veel mensen die vrijwilligerswerk willen doen. Ergens is
dat wel apart, omdat New York bekend staat als een keiharde zakenstad waar
mensen zich over de kop werken, zowel zakelijk als privé, om het veeleisende
leeftempo hier vol te kunnen houden. De ‘leefsnelheid’ ligt hier nu eenmaal
enorm hoog.
Maar de truc is
dat juist de moordende concurrentie op de arbeidsmarkt ervoor zorgt dat
vrijwilligerswerk zo populair is. Bedrijven weten het zeer te waarderen als
iemand zijn vrije tijd nuttig besteed door ouderen te verzorgen, asielhonden
uit te laten of een gemeentepark te onderhouden. New York Cares speelt hier
handig op door officiële certificaten uit te geven voor het aantal en de
soorten ‘geleverde diensten’ aan de gemeenschap. Het is een belangrijke cv-tool
geworden voor het over-ambitieuze werkvolk in de financiële hoofdstad van de
wereld.
Kijk, als je het
zo bekijkt is het allemaal best logisch toch?
Er komt hierdoor
wel een dilemma bij me bovendrijven. Ik zet vraagtekens bij de drijfveren van
(een deel van) de vrijwilligers, omdat deze niet authentiek lijken te zijn maar
gedreven door afgeleide doelen. Doelen die, over de boeg genomen, er misschien
juist voor hebben gezorgd dat mensen van dit soort vrijwilligersorganisaties
afhankelijk zijn geworden, omdat ze niet meer meekunnen in deze agressieve
prestatiemaatschappij.
Is het dan goed om te helpen? Of maak je het systeem
dan alleen maar erger?