Organisch voedsel is bezig aan een grote opmars. Eerst
behoorde het eten van onbespoten groenten en zelfverbouwde gewassen nog toe aan
de hippies en de geitewollen sokken generatie, maar mensen kiezen steeds
bewuster voor etenswaren met minder negatieve effecten op de leefbaarheid van
de wereld. En dat alles is een goede zaak.
Ook grote bedrijven zoals Pepsico en Cargill hebben dit
ontdekt. Want waar een grote vraag is, willen dit soort bedrijven het aanbod
leveren. En de organische markt is helemaal interessant, want de producten
worden tegen een hogere prijs verkocht dan niet-organische producten. Vaak
omdat de productiekosten een stuk hoger zijn dan bij massaproductie waar zaken
als pesticide worden gebruikt. Maar dat deert grote bedrijven niet, die zien
een hogere prijs en dus een hogere marge => winst => bonus. Ze hoeven
alleen maar iets te bedenken dat ze wel de lusten geeft en niet de lasten.
In Amerika hebben de grote bedrijven als voornoemd
inmiddels het grootste deel van de markt voor organisch voedsel in handen. Is
dat een slecht iets? Niet noodzakelijk. Voorstanders zeggen dat alleen dit
soort bedrijven het aankunnen om de steeds groter wordende vraag te bedienen.
Tegenstanders zeggen dat het deze bedrijven voornamelijk om financieel gewin gaat
in plaats van hart voor de organische zaak te hebben.
Een klein voorbeeld. Er bestaat een lijst met
niet-organische producten die mogen worden toegevoegd aan het organische
productieproces, dat zijn synthetische producten zoals zuiveringszout, waarmee
brood wordt gemaakt. Deze lijst wordt beheerd door een nationaal bestuur. De
bestuursleden hiervan komen in toenemende mate van de grote bedrijven, zoals
Whole Foods en General Mills. En door de jaren heen zijn er ook steeds meer
ingredienten op deze nationale lijst gekomen die niet organisch zijn. Waar in
2002 nog 77 producten op de lijst staan, is het aantal in 2012 gestegen naar
250. Opnieuw zijn er voorstanders en tegenstanders. De een zegt dat het aanbod
van organische producten is uitgebreid, waardoor de lijst met noodzakelijke
synthetische ingredienten moest worden uitgebreid. De ander zegt dat de
standaarden van het nationaal bestuur niet meer objectief zijn en het belang
van de grote bedrijven dienen. Zo werd recent voorgesteld om een verdelgingsmiddel
aan de lijst toe te voegen. Het voorstel heeft het niet gehaald, maar de
grenzen van het organisch toelaatbare worden wel degelijk verkend.
Ook de markt van organisch voedsel zou iets volledig natuurlijks moeten
zijn. Het zou vanzelf moeten gaan. Maar de huidige ontwikkeling hiervan stelt
ons voor een niet-natuurlijk dilemma. Grote bedrijven kunnen een wereldhit
maken van organische producten. Maar hoeveel wil je inleveren op het label
‘organisch’ om dat te bereiken?